Bollen en sterren. ~ column

Alexandra Crouwers legt het kunstjargon onder de loep.
Verschenen in H ART Magazine #174, oktober 2017


De nog nahijgende topsporter wordt door de interviewer gevraagd of hij het recordresultaat van de wedstrijd had verwacht. ‘Je probeert het toch tot een goed einde te brengen’, antwoordt de atleet. ‘We trainen ervoor en dan zet je je erachter,’ voegt hij er aan toe.

Elk vak heeft zijn jargon. In de sport mag men beknopt en aforistisch zijn. Sport spreekt voor zichzelf: laat een baan met hordes zien en na het startschot is het zelfs voor een buitenaards wezen duidelijk hoe de vork in de steel zit. Teksten over sport zijn voornamelijk wedstrijdverslagen, waarin cijfers een belangrijke rol spelen. Een extreem voorbeeld is het schaakverslag, dat altijd garant staat voor verbijsterend amusement:

‘Txf6! gxf6 23. Df5 Het kritieke moment. Zwart kan zich handhaven met 23 … Dc7 24. e4 h5!, waarna wit niet beter heeft dan 25. Dxh5 Dh7 26. Tg4+ Kh8 27. Dxh7+ Kxh7 28. Le4+ Kh8 29.Th4+ Kg8 30. Tg4+ Kh8 (30 … Lg7 31. Lh6 Te7 32. d6) 31. Th4+ met eeuwig schaak.’

Het is natuurlijk onbegrijpelijke codetaal, maar het leest als frisse, experimentele poëzie. Over de literatuur wordt natuurlijk ook veel geschreven. Het is een gewoonte geworden om daarbij – net als in besprekingen over muziek, theater en film – sterren uit te delen.

Het is van belang te weten wat het maximum aantal sterren is dat kan worden gegeven. Onlangs las ik een poëzierecensie die vijf sterren aan de besproken bundel toekende. Tijdens het lezen van de bespreking nam ik dan ook aan dat het werk als een ultiem meesterwerk werd beschouwd, totdat bleek dat de recensent maar liefst zes sterren in de schaal kon leggen…

Veel reguliere kranten gebruiken ook voor de beeldende kunst een sterrenwaardering. Het Nederlandse NRC geeft geen sterren maar bolletjes (maximaal vijf). Oeuvres van kunstenaars verdienen nooit sterren of bolletjes, die zijn alleen voor tentoonstellingen. Zo’n puntenstelsel wordt, voor zover ik weet, nooit in vakbladen zoals H ART, Metropolis M of De Witte Raaf toegepast.

Een sportprestatie heeft geen sterren nodig, want de beoordeling is in de meeste gevallen eenvoudig: er wordt gewonnen of niet. Het wedstrijdelement in de beeldende kunst bestaat uit prijzen: the Young Belgian Art Prize en de Prix de Rome zijn bekende voorbeelden. Kunstenaars beoordelen blijft natuurlijk appelen met peren vergelijken. Op een schaal van vijf moet je eerst bepalen wat vijf-sterrenkunst en wat nul-sterrenkunst is. Dat is heel ingewikkeld. Er bestaat geen betrouwbaar, universeel wiskundig algoritme voor.

Bij Ikea staan automaten waar de bezoeker zijn waardering voor de winkelervaring kan geven door een groene, gele of rode smiley aan te klikken. Zou zoiets al in musea te vinden zijn?

Misschien is een krachtige audioversie met een scala aan geluidsknoppen mogelijk: ‘Whoah!’ (overeenkomstig het maximum aantal sterren) of ‘bah’ (één ster of minder). Daartussen ligt een uitermate fijnmazig tapijt aan uitroepen en krachttermen, misprijzend of juist bewonderend snuiven, applaus, en het onvolprezen, maar o zo vernietigende ‘mèh’.


Noot: berichten uit december 2017 en januari 2018

Parool: “Het Parool schrapt de sterren bij de recensies”
Trouw: “Waarom het geven van sterren bij een recensie helemaal niet zo eenvoudig is”
Theaterkrant: “Ludwig Bindervoet: ‘Theaterkrant, stop met sterren!’”